Baancommandant: functionaris die tijdens schietoefeningen verantwoordelijk is op de naleving van de regelgeving en op de toezicht op de veiligheid zoals omschreven in deze publicatie en in de Instructie CDS 701.
Baanreglement: een aanvullende regeling, die locatie specifiek wordt opgesteld, voor het veilig gebruik van een schietinrichting.
Basisschutter: een schutter, welke over de basisvaardigheden beschikt, zoals in de Instructie CDS 701.
Beheerder: een namens de vergunninghouder aangestelde functionaris die de schietinrichting namens de vergunninghouder dagelijks beheert en de baan overdraagt aan de gebruiker.
Derden: personen die gebruik maken van de schietinrichting, niet behorend tot personeel in dienst van het Ministerie van Defensie evenals defensiepersoneel buiten de normale taakuitoefening.
Geïmproviseerde schietbaan: is een faciliteit die niet als schietbaan bedoeld is, maar die in het kader van operationele gereed stelling of operationele inzet tijdelijk als zodanig wordt ingericht met toestemming van de lokale autoriteit.
Geoefend schutter: een schutter, die over de vaardigheden geoefend schutter beschikt, zoals omschreven in de Instructie CDS 701.
Kleinkalibermunitie: alle munitie bestemd voor hand- en vuistvuurwapens, mitrailleurs, oefentoestellen en schiethamers waarvan het kaliber kleiner is dan 20 mm.
Kogelvanger: een opvanginrichting voor projectielen, opgesteld achter het doel.
Koker: een constructie die bestaat uit twee zijwanden, een plafond en een baanzool die door lopen tot de kogelvanger.
Lamellen: een gedeelte van een kogelvanger bestaande uit horizontale of verticale stroken van staal of rubber.
Stalen lamellen worden in het algemeen toegepast bij binnenschietbanen en worden onder een hoek van 45° ten opzichte van de baanzool aangebracht.
Rubber lamellen worden in twee of meer rijen met een hoek van 90° ten opzichte van elkaar, verticaal hangend aangebracht. De rijen hebben ieder een hoek van ca. 45° ten opzichte van de baanas.
Losse patroon: een patroon zonder projectiel.
Mal onveilig gebied (MOG): het vastgestelde onveilige gebied voor een wapen-munitiecombinatie bij gebruik onder standaardcondities op een vrije baan.
Voor niet standaard condities kan een aangepaste (grotere of kleinere) MOG van toepassing zijn.
Munitie, Operationeel: operationele munitie is munitie die een explosieve stof bevat en bestemd is voor gebruik onder operationele omstandigheden.
Munitie, Oefen: oefenmunitie is munitie die bestemd is voor doeleinden waar de veiligheid het gebruik van operationele munitie niet toelaat of waar om economische redenen tot invoering van oefenmunitie is besloten. Oefenmunitie kan explosieve stof en markeermiddelen bevatten.
Munitie, Exercitie: exercitiemunitie is munitie zonder explosieve stof, bestemd voor het oefenen van handelingen die ook met overeenkomstige operationele munitie worden verricht, zonder dat hierbij daadwerkelijk wordt afgevuurd.
Munitie, Instructie: instructiemunitie is onschadelijke munitie die wordt gebruikt voor onderricht in het uiterlijk, de merkwijze, de inrichting en de werking van overeenkomende operationele of oefenmunitie.
Onveilige strook: het gebied waarin bij het werpen of schieten projectielen of delen daarvan terecht kunnen komen.
De afmetingen van de onveilige strook zijn sterk afhankelijk van het type baan, het soort doel (hard of zacht), het wapen en de munitiesoort.
Schietbaan, beproevings: variabel ingerichte schietbanen waarop het beproeven en testen van wapens en munitieartikelen plaatsvindt.
Schietbaan: Een faciliteit waar met wapens op doelen geschoten kan worden.
Schietbeleid: Stellen van doelen en middelen aangaande veiligheid en gebruik van wapens en munitie.
Schiethuis, gesloten: een gesloten schiethuis is een faciliteit in de vorm van een gebouw, zonder open zijden en met een geheel gesloten afdekking. Door de constructie wordt voorkomen dat een direct schot of een ricochet het schiethuis kan verlaten, waardoor de onveilige zone beperkt blijft tot het schiethuis.
Schiethuis, open: een open schiethuis is een faciliteit in de vorm van een gebouw, zonder open zijden en zonder een geheel gesloten afdekking. Door de constructie en aanvullende maatregelen wordt voorkomen dat een direct schot of een ricochet het schiethuis kan verlaten, waardoor de onveilige zone beperkt blijft tot het schiethuis.
Schietfaciliteit: een inrichting faciliteiten, waar munitieartikelen, al dan niet voorzien van een explosieve lading, worden verschoten of geworpen, waar gebruik gemaakt wordt van explosieve vernielingsmiddelen of waar met wapens worden afgevuurd die onder de wet wapens en munitie vallen.
Schietinrichting: een schietinrichting bestaat uit één of meerdere schietfaciliteiten.
Schietoefening: een omschreven oefening in de schietopleiding en schiettraining.
Onder schietoefening wordt ook het werpen van handgranaten verstaan.
Schietpunt: een plaats op de baan van waar geschoten mag worden.
Schiettabellen: een gestructureerde weergave van een of meerdere schietoefeningen, met vermelding van uitvoeringdetails zoals ondermeer soort oefening, schiethouding, aantal patronen, afstand, tijdsduur en score/eis.
Schietterrein: een inrichting met één of meer schietbanen.
Speciale eenheid: een door de CDS aangewezen eenheid met een specifieke taakstelling waarvoor aanvullend of verbijzonderd schietbeleid is vastgesteld.
Als er geen aanvullend of verbijzonderd schietbeleid is vastgesteld blijft ook de speciale eenheid onder het reguliere schietbeleid vallen.
TRA: Taak Risico Analyse, conform SG 007, VGM-DEF, hoofdstuk 8.3.
Verbijzonderd schietbeleid: doelen en middelen aangaande veiligheid en gebruik van wapens en munitie, ten behoeve van Speciale eenheden.
Vergunninghouder: degene die verantwoordelijk is voor het hebben van de van toepassing zijnde wettelijke toestemmingen en de naleving van de aan schietfaciliteit verbonden voorschriften. In activiteitenbesluit wordt vergunninghouder aangeduid als normadressaat.
Vuurwapen: wapen waarmee projectielen met behulp van explosieve verbranding kunnen worden afgeschoten.
Onderscheiden worden draagbare en niet draagbare vuurwapens.
Draagbare vuurwapens zijn o.a. vuistvuurwapens (pistolen, revolvers en pistoolmitrailleurs) en handvuurwapens (geweren e.d.). Niet draagbare vuurwapens zijn b.v. houwitsers en kanonnen.
Wapensysteem: een vaste combinatie van munitie, afvuurmechanisme, lanceerinrichting en richtmiddelen.
Weigeraar: een munitieartikel waarvan de voortdrijvende lading niet tot ontbranding is gekomen, of waarvan de verbranding is onderbroken.
Werkgever en decentrale werkgever: conform de SG aanwijzing 007, VGM-DEF.